19e eeuwse beeldhouwkunst: brons

Een beeldhouwwerk wordt op drie manieren gemaakt: boetseren, snijden of gieten!

Boetseren maakt echter altijd deel uit van het scheppingsproces, want om te kunnen snijden en gieten moet eerst een model worden gemaakt, meestal in klei. Het snijden wordt dan meestal toevertrouwd aan een steensnijder. Het gieten wordt gedaan door een kunstgieterij.

De stijl

De 19e eeuw begon met een neo-klassieke periode met geïdealiseerde modellen geïnspireerd door de beeldhouwkunst van de Oudheid, herontdekt na nieuwe opgravingen in Herculaneum en Pompeii. Het werk van Antonio Canova is een perfect voorbeeld.

Ten reactie op dit classicisme ontwikkelden zich in de loop van de eeuw nieuwe stijlstromingen zoals romantiek, realisme en symbolisme.  De smaak voor geweld en drama werd meer uitgesproken. Literaire en historische bronnen liggen aan de oorsprong van nieuwe onderwerpen, het werk “Quand-Même” van Antonin Mercié is daar een mooi voorbeeld van.

Brons met bruin patina “Quand-Même”, Antonin Mercié, H 85cm, Barbedienne-gieterij in Parijs. L’Egide Antiques® Collectie.

 

Beeldhouwkunst was bijzonder populair in de steden, het aantal officiële opdrachten nam toe en de zogenaamde “openbare kunst” verspreidde zich op gevels, in parken en monumenten. De architectuur van de steden werd omgevormd en bedekt met allegorieën en voorstellingen ter nagedachtenis van historische figuren. In Brussel sprak men zelfs van “Statuomania” (een uitdrukking die in 1849 door de krant La Renaissance werd gebruikt). Om de kost van deze dure metamorfose te beperken, werden de gebruikte materialen met verstand gekozen. Steen kreeg de voorkeur voor grote monumenten en brons voor kleinere. Dit verschijnsel, gecombineerd met de opkomende bourgeoisie die graag werken van “huiselijk” formaat wilde bezitten, en de technische vernieuwingen, droeg bij tot de bloei van de beeldhouwkunst en de brons kunstindustrie.

Brons “les blanchisseurs”, Kleine Zavel, Brussel, België.

De techniek

Brons? Het is dat edele en dichte materiaal, een legering van koper en tin. Er zijn echter doseringen en toevoegingen van andere metalen die de formule van elke gieter verschillend maken. Ferdinand Barbedienne, bijvoorbeeld, gebruikte meer tin in zijn formule waardoor het gieten de vorm van het model beter volgde, zodat minder aanpassingen nodig waren. Dit verklaart de kwaliteit van de details van zijn bronzen beelden (moeilijker te beitelen).

Het brons wordt gegoten met behulp van twee technieken: zand gieten of verloren was gieten.

Beide technieken zijn gebaseerd op hetzelfde principe, het gesmolten brons wordt gegoten in een dunne ruimte tussen een mal en de kern, die vervolgens wordt verwijderd. Het uiteindelijke brons is daarom hol om het gewicht en de kosten te beperken.

Bij verloren was gieten wordt een zachte mal gemaakt door het meestermodel af te drukken. De flexibele mal, die op zijn plaats wordt gehouden door een gipshoes, wordt gevuld en vervolgens leeggegoten met vloeibare hete was die, wanneer hij afkoelt, hard wordt. Nadat de mal met was is bekleed, wordt hij gevuld met een vloeibaar vuurvast materiaal dat, wanneer het afkoelt, de kern vormt.  De mal wordt weer geopend, een beeld met een wassen huid verschijnt. Het is op dit punt dat de beeldhouwer kan ingrijpen om wijzigingen aan te brengen, daarom heeft verloren was een artistiek voordeel!

Het is een veel voorkomende misvatting dat een verloren was brons een unieke afdruk is en daarom waardevoller. Dat is niet het geval. Een dergelijke techniek (van een uniek massief wassen beeld), zou een massief brons opleveren, wat bijna nooit het geval is.

Gesmolten brons wordt in een mal gegoten

Bij een zand gieting werd een mal van het moedermodel gemaakt in een silicium-klei zand dat zowel zeer fijn was, dus in staat om de vormen van het moedermodel getrouw te volgen, alsook het vermogen had om uit te harden zodra het tegen het model werd gedrukt en geslagen. Het uiteindelijke brons werd vervolgens in deze mal gegoten. Voor elk exemplaar moest een nieuwe mal worden gemaakt, zodat elke afdruk een perfecte kopie van het origineel was.

Na het gieten moest het stuk worden schoongemaakt door ontzanding en ontbraming en moest een hele reeks afwerkingsbewerkingen worden uitgevoerd, eindigend met het ciseleren en het patineren. Tenslotte werden de stukken in elkaar gezet, altijd koud, meestal door passen en krimpen. Al deze taken vereisten de tussenkomst van een groot aantal gespecialiseerde ambachtslieden. De “ciseleur” was zeker degene wiens taak het meest kritiek was. In principe moest hij werken onder toezicht van de beeldhouwer zelf. De samenstelling van de legering is niet zonder belang voor de rol van de ciseleur.

Bronzen voorwerpen die achtervolgd worden, Mobilier National, Parijs

 

Hoewel beide technieken in de 19e eeuw werden gebruikt, werd zandgieten veel vaker toegepast vanwege de lagere kosten (hoewel het zeer arbeidsintensief was, waardoor het tegenwoordig de duurste techniek zou zijn!)

De “fondeurs” of kunstgieters

De aanwezigheid van een stempel van de maker kan een garantie zijn voor de kwaliteit en de echtheid van een antiek brons, hoewel veel werken er geen dragen. Neem het geval van Pierre-Jules Mène, de grote Franse dierenbeeldhouwer, die zijn eigen bronzen beelden goot! Een authentiek brons van de meester, gegoten tijdens zijn leven, draagt enkel en alleen de zijn signatuur.

Detail van het terras van de bronzen “David” van Antonin Mercié

 

Wat de signatuur van de kunstenaar betreft, werken van vóór 1820 dragen er zelden één. Het was rond deze tijd dat “Susse” besloot de naam van de kunstenaar naast zijn eigen naam te zetten en deze praktijk werd vanaf 1850 wijdverbreid.

 

De huidige markt

Tenslotte moet de verzamelaar waakzaam zijn, want afgezien van de kwaliteit van het gietstuk, de ciselure, de stempels en signaturen, de afmetingen en de zeldzaamheid van een model, is de waarde van een brons intrinsiek verbonden met de staat waarin het bewaard is gebleven.

Bovendien wordt de kunstmarkt helaas overspoeld met “vervalsingen” of “overgietsels”; nieuwe afdrukken, Chinese producties, valse handtekeningen en stempels of zelfs legeringen van slechte kwaliteit. Het beste is om er een expert bij te halen.

 

 

Aurélie Di Egidio

 

 

Bronnen:

Dictionnaire des fondeurs de bronze d’art, Frankrijk 1890-1950, Elisabeth Lebon

19e eeuws brons, woordenboek van beeldhouwers, Pierre Kjellberg, Les éditions de L’Amateur

La compagnie des Bronzes (1854-1979), Fabrique d’Art, Cahiers LA FONDERIE, 2004.

www.grandpalais.fr, artikel, 19de eeuwse beeldhouwkunst, 11 mei 2012

www.museedegrenoble.fr , 19e eeuws beeldhouwwerk

www.musee-rodin.fr